In de hedendaagse dressuur zien we graag harmonie. Waar staat harmonie eigenlijk voor? En is dat alleen iets van deze tijd?
Harmonie komt vanuit het Grieks en betekent samenvoeging. Het woord kent vele betekenissen, waarbij het neerkomt op de juiste verhouding van delen of momenten van een geheel, ofwel de samenwerking van deze delen tot een schoon en goed geheel.
betekenis kan esthetisch van aard zijn: de samenwerking van schone elementen, maar ook ethisch: de overeenstemming van verschillende aandriften, doelstellingen etc. in de eenheid van een mensenleven. Het kan ook op sociaal gebied van toepassing zijn: het streven van veel mensen naar harmonie in de eenheid van een gemeenschap. In de Oudheid gebruikt men de term ook al in de wijsbegeerte. In de muziek betekent harmonie voor de oude Grieken, de toonladder. In latere tijden, in de 17e eeuw, had het woord de betekenis van samenklank.
Gezamenlijke blaas- en slaginstrumenten worden ook harmonie genoemd, vandaar het harmonieorkest. In de biologie betekent de harmonie de juiste verhouding tussen individu en milieu. Ook betekent het de goede onderlinge afstemming.
Harmonie in dressuur
Dit is wat we vinden in verschillende encyclopedieën. Duidelijk is dat het gaat om samenvoeging, de juiste verhouding, een goede onderlinge afstemming tussen verschillende componenten. Wanneer we dat doortrekken naar de dressuur, kunnen we dus zeggen dat het harmonie staat voor een goede samenwerking en afstemming tussen ruiter en paard en dat die samenwerking tot een schoon, mooi geheel leidt.
Dan hebben we het vooral over het mentale, ethische aspect van dressuur, zoals ik het altijd omschrijf: ‘de kunst van het communiceren met je paard’. Het andere aspect, waar dressuur uit bestaat, is beweging en is het esthetische aspect. Dressuur is zowel de kunst van communiceren met je paard, als de kunst van bewegen met je paard.
Net zoals verschillende klanken in de muziek bij elkaar harmonieus moeten zijn, zo moeten ook alle bewegingen van ruiter en paard harmonieus zijn. Of er sprake is van harmonie in de beweging hangt onder andere af van symmetrie, ritme, takt, balans, souplesse, regelmaat, coördinatie en of de bewegingen van nature bij het paard horen.
Uiteraard lopen de meningen hierover soms aardig uitéén. Is dat dan echt iets van deze tijd? Is de harmonie in deze tijd vaak ver te zoeken? Is dat waarom we er tegenwoordig zo mee bezig zijn? Wel nee! Vanaf de bloei van de rijkunst in de Renaissance tot nu zijn er vele ontwikkelingen geweest en in alle tijdperken is de harmonie een parameter geweest voor de kwaliteit van de rijkunst. We noemen het is deze tijd alleen harmonie, maar het heeft door de eeuwen heen verschillende namen gehad.
Sprezzatura in Italië
Sprezzatura is een Italiaans begrip uit de Renaissance dat lastig letterlijk te vertalen is. Het kan omschreven worden als: Gecontroleerde nonchalance, moeiteloze gratie, schijn van moeiteloosheid, sierlijk gedrag, optreden zonder duidelijke inspanning.
Tijdens de Renaissance kwam de rijkunst rond 1530 rijkelijk tot bloei in het koninkrijk Napels (Italië). In die tijd was Napels bezet door Spanje. Onder de financiële welvaart van Spanje kon Napels zichzelf ontwikkelen tot de grootste stad van Europa en als centrum van de rijkunst en vele andere kunsten. Spanje was de investeerder van de Napolitaanse rijkunst. Federico Grisone, Cesare Fiaschi en Giovanni Pignatelli waren de drie grote Napolitaanse rijmeesters uit die tijd. In de 16e eeuw werden in het toenmalige Italië maar liefst acht boeken gepubliceerd over paarden en rijkunst en in de 17e eeuw maar liefst veertien door verschillende rijmeesters.
In deze boeken schrijven de rijmeesters ruim twee eeuwen lang over ‘sprezzatura’, wat vertaald kan worden als ‘vanzelfsprekendheid’. Zij vonden dat het rijden er makkelijk uit moest zien, alsof het paard het zelf deed en zelf wist wat hij moet doen. Ruiters, waarbij zichtbaar grote hulpen werden gegeven en het eruit zag alsof de ruiter aan het werk was, werden niet gezien als goede ruiters. Bij een goede ruiter zag je de ruiter niets doen, terwijl het paard met plezier en ijver de oefeningen uitvoerde, alsof hij het helemaal uit zichzelf deed. Als we de leer van Cesare Fiaschi bestuderen, zien we dat hij als eerste de link met muziek maakt en ritme als één van de belangrijkste aspecten integreert in zijn training. De gangen moeten in een gelijkmatig ritme zijn en de hulpen van de ruiter moeten in het juiste ritme gegeven worden. Ook benadrukt hij het emotionele effect van verschillende klanken. Dat is interessant, omdat harmonie natuurlijk ook een term uit de muziek is.
‘Vanzelfsprekendheid’ vind ik persoonlijk ook een goede term. Niet om ‘harmonie’ te vervangen, maar om het mee aan te vullen. In de huidige tijd ziet het rijden er niet altijd even vanzelfsprekend uit. Gespannen ruiters, die zichtbaar moeite hebben hun paard in de oefeningen te ‘forceren’, rood aangelopen van inspanning en vergeten adem te halen. Gelukkig zien we in deze tijd natuurlijk ook veel ruiters waar ‘sprezzatura’ zichtbaar is. En ik zeg, in deze tijd, maar dat is dus nooit anders geweest. Want ook de rijmeesters uit de Renaissance en Baroktijd uiten hun ergernissen over de slechte rijkunst in hun tijd en loven de ruiters die met ‘sprezzatura’ rijden.
Légerèté in Frankrijk
In Frankrijk ontwikkelde de rijkunst zich iets later, vanaf het einde van de 16e eeuw, nadat Antoine de Pluvinel bij onder andere Giovanni Pignatelli in de leer ging. Terug in Frankrijk werd hij rijmeester van de in 1594 opgerichte koninklijke rijschool in Parijs. Via rijmeesters als Salomon de la Broue, François Robinchon de la Guérinière, Faverot de Kerbrech, François Baucher, Alexis l’Hotte en vele anderen, zien de rond de 19e eeuw de term ‘Légerètè’ verschijnen. ‘Légerètè’ betekent letterlijk ‘lichtheid’. De Franse rijkunst kenmerkte zich in die tijd en tegenwoordig nog steeds, door de lichtheid. Het streven was en is om met zo licht mogelijke hulpen en met zo licht mogelijk contact op het bit te rijden. We zien dit nog steeds goed terug bij de ruiters van het huidige Cadre Noir. De lichtheid zorgt voor ongedwongenheid en vanzelfsprekendheid. Ook dit laat de rijkunst eruitzien alsof het paard het uit zichzelf doet, zonder zichtbare moeite van de ruiter.
Door de eeuwen heen is er ook continu discussie geweest over wat die ‘légerèté’ zou moeten zijn en of dat überhaupt het streven moest zijn. De Duitse school stond bijvoorbeeld recht tegenover de Franse school. Het streven naar ‘légerèté’ zou betekenen dat er geen aanleuning is en het contact met de mond en de verbinding in het paardenlijf verloren zou gaan. Te veel streven naar lichtheid zou het risico hebben, dat het paard minder ruggebruik heeft in zijn lopen en minder stabiliteit laat zien. Dat zou natuurlijk ten koste gaan van harmonie en ‘sprezzatura’. Grisone en Fiaschi schreven in de 16e eeuw in hun boeken al dat de neus te veel eruit, de moderne vrije houding (in die tijd), kon leiden tot een weggedrukte rug, ongecoördineerde en onregelmatige gangen en uiteindelijk een zwakke, stijve rug bij het paard. Maar tegelijkertijd streefden ook zij naar lichtheid in het rijden. Maar lichtheid moest niet ten koste van de harmonie gaan.
Een latere Napolitaanse rijmeester die in 1650 het eerste boek over rijkunst in Wenen publiceerde, Giovanni Battista Galiberto, hechtte veel belang aan een stabiele hoofd-halshouding, een rustige mond, een rustige staart en dus een rustig hoofd. Tegelijkertijd stond hij bekend dat hij zijn paarden kon rijden zonder handhulpen. Hij liet zijn paarden voornamelijk op gewichtshulpen alles uitvoeren. Dat is natuurlijk ook een unieke vorm van lichtheid en harmonie, maar wel een lichtheid met een stabiel contact, niet het wiebelige losse contact wat we vaak zien in de Franse légerèté. Zijn rijstijl, rijleer en boek zijn tot in de 20e eeuw populair gebleven in Oostenrijk.
Conclusie
We kijken nu niet anders naar de rijkunst dan dat we deden in de vorige eeuwen. Vroeger waren er dezelfde discussies, dezelfde verschillen in stijl en dezelfde doelen waar we als ruiter naar streefden. Het voordeel is dat we nu veel meer kennis hebben. Kennis van anatomie, biomechanica, trainingsleer en gedragsleer. Toch blijkt dat dit niet altijd wat zegt. Voorkeuren, dogma’s en bepaalde belangen wegen soms zwaarder dan wat de wetenschap en vooral, het paard, ons kan leren.
Laten we, wat we ook doen, altijd blijven streven naar harmonie tussen ons paard, onszelf en dat wat we willen bereiken, zodat ruiter en paard het met zoveel mogelijk vanzelfsprekendheid, plezier en lichtheid beleven.
Volgende keer: Over het nut en de oorsprong van: Voltes, rechte lijnen en recht-richten.
Wil jij ook rijden op een zo harmonieus mogelijke manier?
Lees dan de boeken uit de reeks 'The Art of Horsemanship', door Bastiaan de Recht